De Toyota waarmee hij op Le Mans reed, heeft een ereplaats in Museum Louwman. Hij is ambassadeur van het in Den Haag gevestigde Zeldzame Ziekten Fonds en sportief directeur van de Dutch Grand Prix, waar autoliefhebbers al reikhalzend naar uitkijken. En ja, Jan Lammers rijdt ook nog steeds races.

Er gaat geen dag voorbij of Jan Lammers – inmiddels 63 jaar – is met de autosport bezig. LEVEN! belt met hem in Le Mans, waar hij zijn zoon René (11) begeleidt bij het WK Karten. Jan zelf maakte op 16-jarige leeftijd zijn debuut op het professionele circuit, zonder rijbewijs op zak. Om te kunnen racen woonde hij lange tijd in Engeland, Japan en de Verenigde Staten. Tussen 2011 en 2014 reed hij vijf keer de woestijnrally Le Dakar. Het duurde 36 jaar voordat hij zijn titel als best gekwalificeerde F1-autocoureur van Nederland kwijt was; in 2016 stootte Max Verstappen hem van de troon. Je komt uit Zandvoort en groeide min of meer op bij de racebaan. Wat sprak jou zo aan in de autosport? “Ik ben op één kilometer van het circuit in Zandvoort geboren. Mijn jeugd speelde zich af in de duinen, op het strand en op de racebaan. Eerst kwam ik vooral op het circuit om flesjes op te halen, zodat we het statiegeld konden innen. Op mijn twaalfde maakte ik kennis met Rob Slotemaker, de bekende coureur die ook een antislipschool had. Aan hem heb ik alles wat ik nu doe, te danken. Ik was en ben nog steeds gek op avontuur. De techniek, motoriek en dynamiek van het autosportwereldje vind ik ook geweldig. Toen ik begon, was het levensgevaarlijk. Kreeg je een ongeluk, dan had je bijna altijd letsel. Gelukkig is dat in de loop der jaren sterk verbeterd.”

Welke professionele coureurs vallen op in de regio Haaglanden?

“David Hart uit Wassenaar is al heel wat jaren actief. Hij is drie keer kampioen geworden in de cupseries. Inmiddels rijdt hij in het classic circuit. Ook zijn zoon Olivier racet goed. Een kleurrijke familie.”

Het voor autoliefhebbers leukste museum van Nederland is in Den Haag gevestigd: het Louwman Museum.

“Het is echt een must om daarheen te gaan. Iedere keer ben ik diep onder de indruk van de geweldige collectie. Het gaat niet alleen over auto’s, maar over mobiliteit in de volle breedte. Ik ontdekte daar dat er al aan het begin van de 20ste eeuw hybride auto’s waren, met een elektro- en benzine­motor. De Toyota waarmee ik in Le Mans won, is daar te zien. Er staan ook prachtige modellen uit de jaren 40, 50 en 60. Sommige zijn onmogelijk in het gebruik. Minder fraaie ontwerpen rijden dan weer geweldig.”

Meer lezen? Klik dan hier en lees verder op pagina 50 t/m 53 van LEVEN! Magazine #43