De smerige betonnen bak, die als Utrechtsebaan wordt aangeduid, heeft me altijd tegengestaan. Een wonder dat er op minder dan een paar meter van het traject überhaupt nog bomen kunnen groeien. Wat een gemiste kans om tijdens de verkeersstremmingen door acties van boeren, en later ook van de bouwsector, op dat stuk weg niet halverwege de dag de luchtkwaliteit te meten. En dat dan nog een keer te doen als er weer ruim 100.000 voertuigen de stad in en uit karren. De stikstof? Ik ben benieuwd wat passagiers over een paar jaar zullen zien als ze met het vliegtuig van de wintersport of van de zonvakantie weer terugvliegen over ons land. Een grijs wolkendek boven de ons omliggende landen, dat bij de grens van Nederland ineens weg is?
Ook in de winter loop ik graag door de binnenstad. Met kleindochter Rachel van bijna acht is zo’n slentering, zoals zij het noemt, helemaal een plezier. Zij kijkt met grote ogen naar alles wat er rond ons gebeurt en te zien is, en vraagt honderduit. Waarom die waterpomp op het Voorhout staat en hoe lang al? Waarom het wijsvingertje van Jantje meer glimt dan de rest van dat koperen beeldje langs de Lange Vijverberg? De Ridderzaal noemt ze het paleis van de koning en Sociëteit de Witte aan het Plein een museum. Ik vertel haar tijdens onze stadswandelingen graag hoe het zit. Die verhaaltjes uit de krant staan nu in het boek Lieve Rachel. Al heb ik dat alleen geschreven zodat zij en haar zusje Chloë later, als ze groot zijn, over mijn en hun jeugd kunnen lezen. Rachel heeft over bijna alles een frisse mening. Dat het raar is dat ze me in de Grote Markstraat en op het Spui áltijd een handje moet geven. Dat de fietsers daar niet zo hard moeten rijden. Voor ze oversteekt kijkt ze naar links, dan naar rechts, dan weer naar links. Hartstikke goed. Maar dan nog blijft het oversteken knap link. Sommige fietsers lijken zelfs een sprint te trekken, extra op de pedalen te gaan staan. Vooral in het wegdeel tussen de Bijenkorf en het nieuwe stuk van de Passage.
O ja, via de Utrechtsebaan zijn er in de loop der jaren nogal wat demonstraties tot ons gekomen. Waarvan de meerderheid eindigen op het Malieveld. Dat meestal wordt omgetoverd in een vuilnisbelt. Laat de overheid in minder druk bevolkte provincies eens op zoek gaan naar zo’n terrein, formaat 550 × 200 meter, waar ook nog een joekel van een parkeerterrein kan worden gebouwd. Dan kunnen in de toekomst dáár demonstraties worden gehouden. En op andere tijden grote festivals.
Meer lezen? Klik dan hier en lees verder op pagina 55 van LEVEN! Magazine #43