NAAR AFRIKA MET 1 SPIJKERBROEK, 2 T-SHIRTS EN 150 FILMROLLETJES

Klaar met Brood

Het interview is toevallig precies op de dag dat Herman Brood 15 jaar eerder van het Hilton sprong. Gerard was op 10 juli jl. bij de Herman Brood Memorial in Apeldoorn. “Ik was de hoffotograaf van Herman. Eerder dit jaar verscheen Gerard Wessel fotografeert Herman Brood, een heruitgave uit 1990 met ook nieuwe beelden. Nu dat boek uit is, ben ik klaar met Brood,” zegt hij. We staan in zijn doka, de voormalige keuken, waar hij in dozen het archief van ruim 30 jaar fotografie bewaart. Er is een speciaal kastje met Brood, zijn oude stadgenoot. Beiden werden geboren in Zwolle: Gerard

in 1960, Brood 14 jaar eerder. “In Zwolle was hij een lokale held, de eerste rock&roll ster. Toen ik nog op het Atheneum zat, zag ik hem optreden in de IJsselhal. Geen idee dat ik later zijn vaste fotograaf zou worden.”

Dat hij een creatief beroep koos, lag niet voor de hand. “Ik wilde psychologie studeren of wiskunde. Maar na mijn diensttijd, waar ik veel fotografeerde, besloot ik alleen te doen wat ik leuk vind. Bij de kunstacademie in Kampen en bij de Rietveld Academie werd ik afgewezen en zo belandde ik in Den Haag bij de MTS voor Fotografie en Fotonica. Ik zat in hetzelfde jaar als onder anderen Carli Hermès en Andy Tan. Mijn eerste huis in Den Haag was in de Schilderswijk in de Van der Neerstraat. Stikgezellig, daar leerde ik het leven op straat kennen.”

ALTIJD OP ZOEK NAAR FOTOGENIEKE MENSEN

Reportages voor Nieuwe Revu

Hij was nog maar net afgestudeerd toen een foto van zijn hand met Herman Brood en Sylvia Kristel in Nieuwe Revu werd gepubliceerd. Daarna volgde een reportage van acht pagina’s over zwervers. Binnen no time had hij een freelance contract. Zo belandde hij in de traditionele straatfotografie. “Maar eigenlijk wilde ik modefotograaf worden. Dat leek me het hoogst haalbare, niveau Vogue. Dan werk je met de mooiste modellen, op prachtige plekken, het beste licht, met stylisten en visagisten. Maar daar is zoveel voor nodig; het reportagewerk ging me simpelweg gemakkelijker af. Ik neem de regie in eigen hand, wil zelf invloed hebben. Ik ben de regisseur van het moment. De Franse fotograaf Henri Cartier-Bresson, die ik zeer bewonder, noemde dat het al-

omvattende moment. Hij had een feilloos gevoel voor compositie en liet alle storende elementen weg.”

Koud na de academie trok hij in de slipstream van Life Aid in 1985 door Afrika. “Ik ging mee met een hulpkonvooi dat via Italië naar Soedan reisde. In mijn tas zaten één spijkerbroek, twee T-shirts en 150 filmrolletjes. Ook had ik maar één camera bij me, tegenwoordig is dat ondenkbaar. In twee maanden tijd leerde ik het land goed kennen, de prachtige natuur en ook de armoede. Per vliegtuig gingen mijn films naar Nederland, waar veel werd gepubliceerd. Voor een beginnend fotograaf is dat een jongensdroom.”

Voor Revu zouden nog vele reportages en reizen volgen. Wessel bezocht ongeveer zestig landen en werkte samen met bijzondere mensen. Zo reisde hij samen met tattoo artist Henk Schiffmacher en Anthony Kiedis, zanger van de Red Hot Chili Pepers, naar Borneo. In Suriname werd hij samen met verslaggever Pieter Storms door Desi Bouterse opgepakt, omdat ze Ronnie Brunswijk hielpen het land uit te vluchten.
Tijdelijk infiltreren

In de jaren 80 en 90 maakte hij vele series van subculturen, van extravagante uitgaanstypes tot mensen aan de zelfkant van de samenleving. “Ik heb het altijd leuk gevonden jongeren te fotograferen die duidelijk tot een bepaalde groep behoren. Ik was altijd op zoek naar fotogenieke mensen, die zich extreem kleden en gedragen. Dat deed ik door tijdelijk te infiltreren. Als fotograaf moet je je plek weten, niet in de

weg lopen. Niet meediscussiëren, niet meefeesten. Hoe gereserveerder ik me opstel, hoe meer ik van een model gedaan krijg. De gezelligheid sla ik over. Maar ik ben wel altijd hoffelijk. En duidelijk. Ik stap meteen op iemand af en vraag wat ik wil. Ik laat geen moment ruimte voor twijfel. Ik geef lichte aanwijzingen en probeer zo de mooiste blik en sterkste karaktereigenschap te vangen. Soms komen mensen helemaal tot leven voor de camera.”

“Tegenwoordig maak ik vooral portretten, naar straatfotografie is geen vraag meer. Jongeren vinden die zwart-wit stijl ouderwets. Zelf vind ik de mooiste portretten die waar je de hand van de fotograaf in herkent. Dus niet de Linda-fotografie, dat lijkt allemaal op elkaar.”

Voor Volkskrant magazine maakt hij modische portretten, soms in serie. Een klassieke foto van Katja Schuurman werd bekroond met de Nationale Portretprijs 2014. Zijn ideale model zou koning Willem-Alexander zijn. “Ik heb het beeld al in mijn hoofd, iets wat ik nog nooit eerder heb gezien. Het wordt een portret waar hij heel trots op zou zijn.” In 1985 fotografeerde hij de toenmalige prins op de finish van de Elfstedentocht. Later ontmoette hij hem nogmaals, bij de New York marathon.
Haagse roman

Wessel is zelf ook marathonloper en fanatiek lid van The Hague Road Runners. Hij is een Hagenaar tegen wil en dank. Na zijn studie woonde hij tien jaar in Amsterdam. “Aan die stad heb ik veel te danken. Er is net een groot fotoboek verschenen: Circus Amsterdam.”
In 1991 verhuisde hij met zijn vrouw naar Scheveningen, hier groeiden hun drie kinderen op. Ook inspireerde deze stad hem tot een roman. “Het boek is bijna klaar, het gaat over een kleine Haagse crimineel, een loopjongen van de onderwereld. Ik heb het vooral geschreven om het later te kunnen verfilmen. Het is mijn droom om binnen nu en vijf jaar een succesvolle film te maken.”

En daarmee zou hij in het voetspoor treden van zijn Haagse collega Anton Corbijn, met wiens werk veel verwantschap is.

“HOE GERESERVEERDER IK ME OPSTEL, HOE MEER IK VAN EEN MODEL GEDAAN KRIJG. DE GEZELLIGHEID SLA IK OVER”